Fedactio had de eer om een interview te mogen afnemen
bij Philippe Mary; professor
criminologie aan de Université libre de Bruxelles en lid van Europees Comité
voor de Preventie van Foltering en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of
Bestraffing (CPT).
Het CPT werd 30 jaar geleden opgericht. Voor de oprichting van het CPT deed
het Europees Hof voor de Rechten van de Mens beroep op het rechtsmiddel van
Artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens («Niemand mag
worden onderworpen aan folteringen noch aan onmenselijke of vernederende
behandelingen of straffen»). Maar het preventiemechanisme ontbrak. Die lancune
heeft CPT ingevuld. Het werk van CPT heeft betrekking op gevallen waarin mensen
onterecht van hun vrijheid werden beroofd. CPT werkt in de landen die zetelen in de Raad van Europa.
Geografisch gezien is dat een erg uitgebreid gebied dat van Siberië tot
Frans-Guyana rijkt. Het kader van de Raad van Europa is immers niet beperkt tot
enkel de Europese Unie. We werken hier met 47 leden waaronder Rusland, Turkije
en Azerbeidzjan. De gevallen waarin mensen van hun vijheid worden beroofd zijn
bijgevolg erg divers en contextgebonden. CPT is zowel bevoegd voor opsluiting
door de politie, in het gevangeniswezen, in centra voor vreemdelingen, in
centra voor minderheden, in psychiatrische ziekenhuizen en zelfs in sociale
woningen waar ouderen of mensen met psychische aandoeningen verblijven. Deze
groepen hebben maar een beperkte mobiliteit. Bijgevolg is ons institutioneel
terrein even uitgebreid en uitgestrekt als ons geografisch terrein.
CPT houdt zich voornamelijk bezig met de preventie. Daarbij baseert CPT
zich op twee grote principes: samenwerking en geheimhouding. We werken
intensief samen met alle lidstaten. In tegenstelling tot het Europees Hof voor
de Rechten van de Mens (EHRM) kan het CPT geen mensen veroordelen. De
hoofdactiviteit van CPT bestaat uit het uitsuren van delegaties van leden en
experten. Soms zijn we voor een bepaalde periode op bezoek in een land, meestal
voor 4 of 5 jaar. En soms kiezen we voor een ad hoc bezoek omwillen van de
specifieke omstandigheden. Bijvoorbeeld, tijdens de langdurige stakingen in het
Belgische gevangeniswezen hebben wij een ad hoc bezoek georganiseerd om de condities
van gedetineerden te controlren tijdens die periode (Wegens geheimhouding kan
ik hier niet verder over uitwijden). Na een dergelijk bezoek richten we ons
steeds tot de betrokken regering. Dat doen we eerst mondeling aan zijn vertegenwoordiger,
doorgaans de Minister van Justitie of Volksgezondheid, voor een eerste
feedback. In sommige gevallen waarin de condities onnacceptabel zijn, eisen we
een onmiddellijke sluiting van bepaalde instellingen. Vervolgens maken we een
schriftelijk rapport dat door de plenaire vergadering van het CPT goedgekeurd
moet worden. Daarna wordt het doorgegeven aan de regering in kwestie. Een
dergelijk document is vertrouwelijk. Zo zijn we bijvoorbeeld het
administratieve detentiecentrum van Marseille (Frankrijk) gaan bezoeken. In een
eerste fase moeten we een rapport opstellen. Eens dat is goedgekeurd door de
CPT, moet de Franse overheid instemmen met de publicatie ervan. Meestal is dat
geen probleem. Toch zijn er lidstaten die meer terughoudend zijn om hun
rapporten te publiceren, zoals bijvoorbeeld Rusland. Desalniettemin mogen 90%
van de rapporten wél openbaar gemaakt worden. Belangrijk is dat de antwoorden
van de lidstaten zelf worden ook gepubliceerd, waardoor er een grote
transparantie heerst. Dus wanneer Rusland geen toestemming geeft om het rapport
te publiceren, is dat algemeen geweten. Daardoor ontstaat een een grote
transparantie. Het publiceren van zowel de rapporten als de antwoorden van de
lidstaten staat ons toe relevante informatie te leveren naar het grote publiek
of naar het EHRM. Laatsgenoemde baseert zich steeds meer op onze rapporten in hun
uitspraak. Onze bevindingen op het terrein staan toe de beschuldigingen van een
rechtszoekende te ondersteunen en bevestigen. Onze rapporten hebben dus een
direct effect op de rechtspraak van het EHRM.
Wat is uw relatie met de
politieke macht en waarom is het zo belangrijk om een onafhankelijk comité te
hebben?
We zijn de enigen in Europa die toegang hebben tot de detentiecentra zonder
bijkomstige condities. We hebben toestemming om alle personen te mogen spreken zonder
het bijzijn van getuigen en toegang te verkrijgen tot alle documenten zonder
restricties. Normaal gezien moet men de goedkeuring krijgen van de lidstaten. Daarom
zijn onze principes van samenwerking en geheimhouding cruciaal. We zijn de
enigen die een bezoek mogen brengen aan Abdullah Öcalan, de leider van de PKK
die geïsoleerd opgesloten zit op een eiland en die geen advocaten meer heeft
gezien sinds jaren. Een voorwaarde is natuurlijk de volledige medewerking van lidstaten
en dat wij trouw en loyaal blijven aan het Verdrag. De onafhankelijkheid die we
uitdragen is uiteraard cruciaal, aangezien een controlecomité altijd
onafhakelijk hoort te zijn van politieke macht.
Die onafhankelijkheid bevordert ook de vrijheid van meningsuiting. Een
andere activiteit van CPT is het leiden van gesprekken op hoog niveau wanneer
een land een specifiek probleem ondergaat. Wanneer het CPT zulke gesprekken voert
op hoog niveau, is er een kleine delegatie (voorzitter, uitvoerend
secretaris,...) die de dusdanige minister ontmoet. Die gesprekken blijven
binnenskamers en worden nooit gepubliceerd. Om de onafhankelijkheid te
garanderen mogen nationale leden van de CPT zich niet inmengen in eigen land. Ze
mogen niet tussenkomen tijdens discussies in de plenaire vergadering en nemen
niet deel aan een bezoek in eigen land. Op die manier kan niemand twijfelen aan
de onafhankelijkheid van het comité. In andere contexten houden we CPT leden
buiten de gesprekken uit veiligheidsoverwegingen. Zo kan verzekerd worden dat
niemand represailles riskeert.
Welke zijn de grootste
moeilijkheden die u tegenkomt in uw werk?
Een grote moeilijkheid is de zware psychologische impact van de bezoeken
van CPT. De realiteit die we tegenkomen van ‘s morgens tot ’s avonds is erg
zwaar. Ik denk dat iedereen zich een Turkse gevangenis na de coup kan
inbeelden; overbevolkte cellen, mensen die zijn gearresteerd zonder redenen... En
misschien wel de grootste moeilijkheid is om blijvend invloed te hebben op de
lidstaten. De lidstaten hebben onze overeenkomst vrijwillig ondertekend. Omdat ze
een vrijwillig engagement aangaan, accepteren ze slechts een bepaald aantal
beperkingen. Het ultieme wapen van de CPT is de openbare verklaring. Als een
lidstaat weigert mee te werken, dan maken we een openbare verklaring in de vorm
van een persbericht. Soms neemt de nationale pers het over maar soms ook niet.
Uiteindelijk ligt onze grootste kracht in het uitoefen van morele druk. Vooraleer
we overgaan tot publicatie, zetten we intensief in op diplomatieke betrekkingen
door met de betrokken partijen aan tafel te gaan. Het is soms zeer ingewikkeld
om onze invloed te doen gelden in een problematisch situatie waar de rechten
van de mens worden overtreden, meer bepaald volgens artikel 3 van het Verdrag
over het verbod van foltering en onmenselijke en vernederende behandelingen.
Wat roep je de overheid op te
doen in België?
Normaalgezien kan ik deze vraag niet beantwoorden, aangezien ik niet
verondersteld wordt tussen te komen in eigen land. Dus hier treed ik uit mijn
rol als lid ven het CPT en adviseer ik in functie van professor aan de
universiteit. Meerdere problemen doen zich voor in België. Ten eerste is er het
overbevolkte gevangeniswezen. Ondanks de inspanningen tijdens deze legislatuur heerst
er nog steeds een nijpend tekort aan plaatsen. Ten tweede hebben we de beruchte
minimumdienstverlening: vakbonden zijn verplicht om een aantal diensten te
verlenen tijdens stakingen. In het gevangeniswezen hebben we te maken met een
specifiek geval. We herinneren eraan dat het hier om een specifieke situatie
gaat. In gevangenissen zijn gedetineerden volledig afhankelijk zijn van het
personeel, nog meer dan in bijvoorbeeld ziekenhuizen. Wanneer ziekenhuizen hun
limiet hebben bereikt, kunnen we aannemen dat de naaste familie van de patiënt
eten meebrengt. Dat is niet het geval in gevangenissen. De risico’s die
ontstaan in termen van onmenselijke en onterende behandeling zijn veel groter.
Dat is een van de problemen die aangepakt moeten worden in België. Tot slot een
derde voorbeeld: de problematische opname van geesteszieke delinquenten. Het
probleem manifesteert zich wanneer de delinquent ontoerekeninsvatbaar wordt
verklaard. Dit probleem gaat terug tot 1930. Reeds onder die legislatuur waren er oprechte pogingen en
veelbelovende verbeteringen van die situatie, maar allemaal niet succesvol. Maar
de overpopulatie en de behandeling van geesteszieke delinquenten zijn problemen
die zich ook voordoen in de andere lidstaten. We zijn niet op een punt om dat
te zien als een geïsoleerde zaak, verre van.
Post A Comment: