De opzet is eenvoudig: stuur vier Belgen op sociale stage in een derdewereldland. Dompel ze onder in een andere cultuur en zet engagement voorop. Met die instelling stuurde Fedactio twee begeleiders en twee leerlingen naar Kenia. Het land van de zon. Maar ook het land waar extremen naast elkaar leven. In deze serie blogs vertelt onze communicatieverantwoordelijke over haar ervaringen.
Het sneeuwde in België toen we op vrijdag 9 februari op het vliegtuig stapte. Op dat moment hadden we een vliegtuigreis van meer dan 12 uur voor de boeg. De baby aan boord maakte ons meteen duidelijk dat hij zijn territorium met veel gehuil zou verdedigen, met een groot slaap tekort als gevolg. Na een tussenstop in Rwanda stapten we af in Kenia.
Al bij de grenscontrole viel het scherpe accent van de Kenianen op: een rollende r, een net wat sappigere uitspraak van bepaalde woorden. De Britse dame voor ons had er moeite mee:
Als zelfs mensen met dezelfde moedertaal elkaar niet kunnen verstaan, heeft het misschien meer zin om in het Kiswahili te communiceren. Gelukkig is het Belgische oor meer gewend aan bepaalde klanken, niet op zijn minst door ons excellente talenonderwijs. Onze groep passeerde dan ook zonder moeite de controle.
Het ophalen van onze bagage ging iets minder vlot. Een van onze valiezen verscheen niet spontaan op de rolband. Na navraag aan de infobalie bleken we niet de enigen te zijn met dat probleem. Een dame foeterde tegen mij dat het de zoveelste keer was en dat ze hoopte dat haar bagage niet in Entebbe (Uganda) was beland. Ik probeerde haar gerust te stellen door op te merken dat elke vliegtuigmaatschappij zijn uiterste best doet. ‘This is Africa’, antwoordde ze alleen, alsof dat alles verklaarde.
This is Africa, indeed. Buiten de geur van verbrand oerwoud, de savanne die ook in de stad doorsijpelt, de taxi’s die ons proberen te verleiden met airco en een vriendelijke glimlach. Als we niet met een contactpersoon van Lotus Welfare vzw afgesproken hadden, waren we misschien op hun aanbod ingegaan. Aslan, chauffeur en organisator van dienst, maakte ons van bij de eerste ontmoeting al duidelijk dat hij de Keniaanse gastvrijheid eigen is. We kregen een boeket rozen in onze handen, terwijl hij uitlegde dat Kenia die zelfs naar Nederland exporteert.
Op weg naar het internaat waar we de komende vijf nachten zullen slapen, toont hij ons Nairobi’s tweede grootste safaripark, vlak naast de grootste weg die leidt naar Mombasa. Ik zie er mijn eerste giraffen in het wild. Naast ons flitst een oude Amerikaanse schoolbus voorbij, op de zijkant staan de koppen van Lil Wayne en Drake. ‘Matatu,’ zegt Aslan. In mijn hoofd vertaalt het als ‘het doodt alles’ (van het Spaanse matar en het Franse tout). Met mijn interpretatie zit ik er niet ver naast: als de leeuw de koning is van de safari, is de Matatu de sterkste weggebruiker. Met een compleet gebrek aan respect voor de wegcode heeft de afgedankte bus zich naar de top geklauwd.
Ik vraag naar de beeltenissen op de zijkant, of ze geen hekel hebben aan buitenlanders na de overheersing van de Britten. In tegendeel, zo blijkt. Het algemene geloof is dat Kenia zonder de Britten nooit zou zijn vooruitgegaan.
‘You are not allowed to do that’, zegt een Keniaan me wanneer ik foto’s van het winkelcentrum wil trekken. Hij blijft vriendelijk want muzungu (‘he who aimlessly wanders’, ook de term voor ‘white people’) worden in Kenia goed behandeld. Stil kijk ik hem en zijn familie na.
(Etappe 1) ‘This is Africa’
Al bij de grenscontrole viel het scherpe accent van de Kenianen op: een rollende r, een net wat sappigere uitspraak van bepaalde woorden. De Britse dame voor ons had er moeite mee:
Grenscontrole: ‘So where are you coming from?’
Zij: ‘Transit, yes we’re in transit.’
Grenscontrole: ‘No, I asked where you’re from.’
Zij (in een poging de r te imiteren): ‘Trrrrrransit. That’s right, dear.’
Als zelfs mensen met dezelfde moedertaal elkaar niet kunnen verstaan, heeft het misschien meer zin om in het Kiswahili te communiceren. Gelukkig is het Belgische oor meer gewend aan bepaalde klanken, niet op zijn minst door ons excellente talenonderwijs. Onze groep passeerde dan ook zonder moeite de controle.
Het ophalen van onze bagage ging iets minder vlot. Een van onze valiezen verscheen niet spontaan op de rolband. Na navraag aan de infobalie bleken we niet de enigen te zijn met dat probleem. Een dame foeterde tegen mij dat het de zoveelste keer was en dat ze hoopte dat haar bagage niet in Entebbe (Uganda) was beland. Ik probeerde haar gerust te stellen door op te merken dat elke vliegtuigmaatschappij zijn uiterste best doet. ‘This is Africa’, antwoordde ze alleen, alsof dat alles verklaarde.
This is Africa, indeed. Buiten de geur van verbrand oerwoud, de savanne die ook in de stad doorsijpelt, de taxi’s die ons proberen te verleiden met airco en een vriendelijke glimlach. Als we niet met een contactpersoon van Lotus Welfare vzw afgesproken hadden, waren we misschien op hun aanbod ingegaan. Aslan, chauffeur en organisator van dienst, maakte ons van bij de eerste ontmoeting al duidelijk dat hij de Keniaanse gastvrijheid eigen is. We kregen een boeket rozen in onze handen, terwijl hij uitlegde dat Kenia die zelfs naar Nederland exporteert.
Op weg naar het internaat waar we de komende vijf nachten zullen slapen, toont hij ons Nairobi’s tweede grootste safaripark, vlak naast de grootste weg die leidt naar Mombasa. Ik zie er mijn eerste giraffen in het wild. Naast ons flitst een oude Amerikaanse schoolbus voorbij, op de zijkant staan de koppen van Lil Wayne en Drake. ‘Matatu,’ zegt Aslan. In mijn hoofd vertaalt het als ‘het doodt alles’ (van het Spaanse matar en het Franse tout). Met mijn interpretatie zit ik er niet ver naast: als de leeuw de koning is van de safari, is de Matatu de sterkste weggebruiker. Met een compleet gebrek aan respect voor de wegcode heeft de afgedankte bus zich naar de top geklauwd.
Ik vraag naar de beeltenissen op de zijkant, of ze geen hekel hebben aan buitenlanders na de overheersing van de Britten. In tegendeel, zo blijkt. Het algemene geloof is dat Kenia zonder de Britten nooit zou zijn vooruitgegaan.
‘You are not allowed to do that’, zegt een Keniaan me wanneer ik foto’s van het winkelcentrum wil trekken. Hij blijft vriendelijk want muzungu (‘he who aimlessly wanders’, ook de term voor ‘white people’) worden in Kenia goed behandeld. Stil kijk ik hem en zijn familie na.
Post A Comment: